Schrijven met Ouariachi #3: Van idee naar verhaal (2)
Hallo lezers,
Deze week een persoonlijk relaas over de moeite die ik in mijn beginjaren als schrijver had om een verhaal te construeren. Ideeën zat, aardige beginnetjes, soms heel forse aanzetten, maar een echt afgerond verhaal, nee, dat wilde maar niet lukken. Alleen één keer, toen ik zestien of zeventien was, rondde ik een ‘roman’ af.
Het typoscript van die roman zit nog altijd in een blauwe map die beschilderd is door mijn toenmalige vriendinnetje (eerste grote liefde, zitten we toch een beetje in het thema van de voorbije Boekenweek). Ik heb dat verhaal tot op de dag van vandaag niet durven teruglezen.
In de jaren na die roman bleef ik nieuwe pogingen ondernemen. De eerste dagen of weken enthousiast, gaandeweg steeds gefrustreerder omdat het nergens heen ging. Zo’n probeersel belandde dan in een doos en als ik er na een tijdje weer naar keek, dacht ik: nee, da’s niks. Ik kan maar beter aan iets nieuws beginnen.
Hoe kwam dat? In het nu volgende zal ik een poging ondernemen daar een antwoord op te vinden. Maar eerst een paar algemene, technische opmerkingen.
Plot
Om van een idee tot een kort verhaal of een roman te komen is het zaak een plot of intrige te ontwikkelen. Sommige literatuurminners vinden dat vieze woorden, maar zelfs in verhalen of romans die ‘plotloos’ genoemd worden, gebeuren dingen in een betekenisvolle volgorde. Precies dát is wat ik onder plot of intrige versta. (Er wordt ook gekibbeld over de vraag of het ‘de’ of ‘het’ plot is. Van de Van Dale mag het allebei, maar je wordt doorgaans intelligenter gevonden als je ‘de plot’ zegt.)
De plot is de uitwerking van het verhaalidee in scènes. Weer een term waar je eindeloos moeilijk over kunt doen (een boek is toch geen film!) maar ‘scène’ is een heel bruikbaar woord, omdat je er zo helder de eenheden mee kunt onderscheiden waaruit een verhaal is opgebouwd.
Scène: een handeling — fysiek of mentaal — die het verhaal een stap verder brengt. Simpel voorbeeld van wat geen scène is: iemand die op de bank een boek ligt te lezen en dat drie pagina’s verder nog steeds doet zonder dat er iets gebeurd is. Beter voorbeeld: iemand die op de bank een boek leest en die dankzij dat boek tot een eureka-inzicht komt: hij staat op en holt de deur uit, de lezer achterlatend met de vraag wat voor inspirerende woorden er toch in dat boek stonden. Nog beter: iemand die op de bank een boek leest, een tweede persoon betreedt de ruimte en slaat dat boek uit de handen van het eerste personage. Actie, interactie.
Maar zelfs als je rond een bepaald personage of een aantal personages een reeks scènes schrijft, heb je nog niet per se een verhaal. Een daar liep ik op vast in mijn vroege twintiger jaren.
Hedendaagse hervertellingen
In de zomer van 2002, ik was drieëntwintig, las ik op een strand ergens aan de Middellandse Zee een roman die een paar jaar eerder was verschenen: The Ground Beneath Her Feet van Salman Rushdie. Een verhaal over twee Indiase rocksterren tussen wie behalve de muziek ook een grote liefde speelt. Een gedoemde liefde. Waar ik het had opgeduikeld, weet ik niet meer, maar Rushdie had ergens in een interview aangegeven met dat boek een ‘hedendaagse hervertelling’ te hebben willen schrijven van de Orpheus-mythe.
Een halfjaar later publiceerde A.F.Th van der Heijden zijn roman De Movo Tapes, het eerste (of eigenlijk: nulde) deel van een nieuwe romancyclus genaamd Homo Duplex. In die cyclus, zo vertelde Van der Heijden in interviews, wilde hij een moderne variant brengen van de drie Oedipus-tragedies van Sofokles, maar nu gesitueerd in het Hollandse hooliganmilieu.
Ik speelde in die tijd in een rockbandje (zang, gitaar) en hoewel ik de vurige ambitie had een wereldster te worden, dook eens in de zoveel tijd die andere ambitie op: romans te schrijven. En dat ging, zoals ik in de inleiding al zei, niet zo lekker.
Die interviews met Rushdie en Van der Heijden brachten me op een idee. Wat nou als ik zelf ook een klassieker als uitgangspunt nam en die vertaalde naar een hedendaagse setting? Dan had ik in ieder geval een plot in handen die zo goed was, dat-ie de tand des tijds had doorstaan. Eén hoofdpijnpunt minder.
En terwijl dit idee vaagjes vorm kreeg, bezocht ik een opvoering door Toneelgroep Amsterdam van Shakespeare’s Othello, in een vertaling-bewerking van Hafid Bouazza, en met Hans Kesting als Othello en Roeland Fernhout als Iago.
Othello
Heel in het kort: Othello is een Moorse generaal in het Venetiaanse leger, getrouwd met Desdemona. Zijn vaandrig Iago haat Othello, naar eigen zeggen omdat Othello hem passeerde door niet hém, Iago, tot luitenant te promoveren, maar ene Cassio.
Iago’s haat is de motor van het stuk. Via een reeks sluwe, hoofdzakelijk psychologische spelletjes weet hij Othello ervan te overtuigen dat Desdemona hem ontrouw is met Cassio. Uit eergevoel doodt Othello Desdemona, hoezeer hij ook van haar houdt. Pas daarna ontdekt hij de ware toedracht: Iago heeft hem bedrogen. Na een dramatische monoloog pleegt Othello zelfmoord.
Het is moeilijk om twintig jaar na dato te zeggen wat me allemaal zo aangreep in die opvoering, maar ik ben vrij zeker van één moment: het moment waarop Othello beseft dat hij Dedemona ten onrechte heeft vermoord.
En daarna zijn laatste woorden: ‘Ik kuste je voordat ik je doodde en nu ik mijzelf dood, wil ik sterven op een kus.’
Het grote tragische gegeven is het besef dat je iets hebt gedaan wat je niet meer kunt terugdraaien en wat je had kunnen voorkomen als je maar over de juiste kennis had beschikt. De wanhopig makende vergeefsheid van dat besef is wat me destijds trof.
En ineens klikte de boel in elkaar: ik zou een roman schrijven met Othello als basisstructuur. Toen ik me er eenmaal in begon te verdiepen, besefte ik dat ik me niet eens voor dit plagiaat hoefde te schamen: Shakespeare zelf baseerde een flink aantal van zijn stukken op bestaande teksten.
Rockbandje
Om het mezelf nóg wat makkelijker te maken koos ik voor mijn hedendaagse Othello-roman een wereld die ik kende: die van amateurbandjes met de ambitie professioneel te worden. Ik speelde zelf, zoals gezegd, in zo’n rockbandje en ik wist dat ik vrij goed uit de voeten zou kunnen met beschrijvingen van aftandse podia in wezenloze provincieplaatsen, zweterige repetities in oefenruimtes zonder zuurstof, talentenjachten waar je altijd maar weer tweede wordt, de zenuwen voorafgaand aan elk concert, zelfs wannneer je in een café genaamd De Trucker speelt voor een handvol vrachtwagenchauffeurs van wie er eentje met zijn dronken kop telkens in de stilte tussen twee nummers om een lied van Elvis brult. Nu ja, dat wereldje dus.
Mijn Othello zou de stergitarist van zo’n bandje zijn, de enige van het stel met het talent om verder te komen als muzikant. Met als antagonist zijn oude schoolvriend die door de band, vooral uit gemakzucht, als ‘roadie’ is aangesteld en dus zorg draagt voor het licht, het geluid én het vervoer. Iago als roadie, want ook bij deze onderknuppel zouden de ambities hoger liggen, veel hoger dan de rest van zijn leven in dienst van anderen versterkers te verslepen.
Zo tekende ik mijn ‘hedendaagse hervertelling’ uit, ik maakte schetsjes, maar van het echte schrijven kwam het vooralsnog niet.
Florida
Mijn geliefde in die dagen studeerde mariene biologie. Vanwege een onderzoeksproject vertrok ze voor een aantal maanden naar de VS, waar ze aan de slag ging met zeeschildpadden, aan Florida Atlantic University in Boca Raton, zo’n 72 kilometer ten noorden van Miami. Toen mijn zomervakantie begon, ging ik een maand lang naar haar toe, met het vaste voornemen om dáár, op zo’n geestdodende universiteitscampus, en terwijl mijn geliefde overdag aan het werk was, de eerste versie te schrijven van een roman die voorlopig Pleijsterwerk! moest gaan heten (don’t ask).
Het schrijven lukte wonderwel, al waren de omstandigheden verre van ideaal. Voor mijn werkzaamheden koos ik de universiteitsbibliotheek, waar de airconditioning op het vriespunt stond afgesteld terwijl buiten een permanente vochtige hitte van een graad of 35 heerste. Op den duur nam ik een lange broek en een wollen trui mee naar mijn werkplekje op de bovenste verdieping van de bieb.
Wilde het schrijven even niet vlotten, dan slenterde ik een beetje heen en weer langs de vele, vele boekenkasten daar in die bibliotheek en zo ontdekte ik dat mijn werkplek zich vlak bij de afdeling Letterkunde bevond. Behalve allerhande theoretische werken trof ik daar ook bundels aan met interviews met schrijvers (onder meer bundelingen van de geweldige ‘The Art of Fiction’-interviews van het literaire tijdschrift The Paris Review), brievenboeken (de brieven van Flaubert!), dagboeken, biografieën, én — de grootste ontdekking — de colleges van Vladimir Nabokov, verzameld in de delen Lectures on Don Quixote, Lectures on Russian Literature en bovenal Lectures on Literature, waarin hij de klassieke werken van Kafka, Austen, Proust, Joyce en andere grootheden behandelde op een manier die mijn lezersblik — en daarmee ook mijn schrijversblik — voorgoed heeft veranderd.
Hoe Nabokov mijn leven veranderde: dat zal onderwerp zijn van een later essay, maar voor nu is het volgende van belang. Ik besefte dat ik door te lezen óver literatuur niet alleen een betere lezer maar ook een betere schrijver werd. Mijn opleiding tot schrijver was van start gegaan en zou nooit meer eindigen.
Ik vloog terug naar Amsterdam met in mijn koffer een eerste, volledige versie van Pleijsterwerk!, handgeschreven. In de navolgende tweeënhalf jaar werkte ik eraan verder, terwijl ik mezelf bleef voeden met dagboeken van schrijvers, interviewbundels, essays, biografieën, theoretische verhandelingen — alles wat ik maar te pakken kon krijgen om mijn eigen schrijven mee vooruit te helpen.
En met effect, al was het niet helemaal het beoogde effect.
Mislukking?
Na drie jaar schrijven aan Pleijsterwerk! moest ik vaststellen dat de roman op zoveel punten rammelde, dat ik beter al het materiaal kon weggooien om het verhaal vervolgens van de grond af opnieuw op te bouwen. Dan werd het misschien nog wat.
Voortschrijdend inzicht, toegenomen kennis, ja, het kwam door wat ik allemaal had geleerd en ik was misschien wel bereid geweest nóg eens drie jaar aan dat boek te werken, als ik niet een buitengewoon welkom idee kreeg voor een heel ander boek. Dat idee zou uitgroeien tot mijn debuutroman, De vernietiging van Prosper Morèl, ik schreef er al over in het eerste essay van deze reeks.
Het kwam me eerlijk gezegd wel érg goed uit: een vlucht, weg van dat hoofdpijndossier genaamd Pleijsterwerk!
Goed, wat is nu de conclusie van dit hele verhaal? Is het eigenlijk een heel domme strategie, om je romanpoging te baseren op een klassieker, een bestaande structuur?
Dat denk ik niet. Precies die structuur gaf me de vrijheid om allerlei andere aspecten van de schrijverij te verkennen. Ik had zelf de vraag beantwoord die je zo vaak hoort stellen als het om ‘creatief schrijven’ gaat: kun je schrijven leren? Zo simpel was het antwoord dus: de aandrang om te schrijven, het plezier in het spelen met taal, in staat zijn tot formuleren — dat was allemaal aanwezig en zou je ‘aanleg’ kunnen noemen. Maar aanleg is niets zonder vorming.
Ik beschouw die drie jaar dat ik aan Pleijsterwerk! schreef dan ook allerminst als verloren tijd. Integendeel. Die periode vormde mijn bachelor-opleiding tot schrijver.
Ook specifieker, technischer was de missie geslaagd: doordat ik me grondig verdiepte in Othello, zowel in de vertaling van Bouazza als een eerdere van Gerrit Komrij, én de oorspronkelijke tekst in de Arden Shakespeare-editie, begon ik te doorgronden hoe Shakespeare dat nu eigenlijk deed, zo’n intrige optuigen. Het schema van het stuk werd doorzichtig voor me. Het denken in scènes werd me vertrouwd, net als de opbouw van het verhaal, het stap voor stap uiteenzetten van een vertelling.
Florida: revisited
Precies op dat laatste aspect wil ik in de volgende nieuwsbrief ingaan: de verhaalopbouw. Dat ga ik doen — en ik weet niet of de associatie toevallig is, vast niet — door een verhaal te analyseren uit de bundel Florida van de Amerikaanse auteur Lauren Groff. Eén van de verhalen uit die bundel, ‘Salvador’, zal ik scène voor scène proberen te ontleden. Wie weet wat dat voor inzichten oplevert.
Voor de vlijtigen: je kunt je alvast voorbereiden door dat boek van Groff te bestellen en in ieder geval het verhaal ‘Salvador’ te lezen. (Een paar jaar terug schreef ik voor de Vlaamse krant De Morgen deze recensie over Florida.)
Tot de volgende Schrijven met Ouariachi!
Veel goeds,
Jamal Ouariachi