Schrijven met Ouariachi #8: Hoe ik scène voor scène Herfstdraad in beweging zette
Hallo lezers en schrijvers,
Jullie vormen een groeiend gezelschap — dank aan iedereen die zich op deze nieuwsbrief heeft geabonneerd, dank ook aan de gulle mecenassen die een donatie hebben gedaan. Op die manier hoop ik deze essay-reeks nog een flinke tijd vol te kunnen houden!
Vandaag eens niet een analyse van andermans werk. In de vorige afleveringen ben ik ingegaan op hoe je een scène opbouwt en hoe je die scènes aan elkaar rijgt. Deze keer wil ik laten zien hoe ik dat zelf heb aangepakt in mijn jongste roman Herfstdraad. Niet omdat mijn aanpak de enige juiste is, maar om jullie mee te nemen in het denkproces, de overwegingen, de keuzes die je maakt tijdens het schrijven.
Ik beperk me daarbij trouwens tot de eerste paar hoofdstukken en zal me niet aan spoilers bezondigen, want er zijn vast mensen die het boek nog niet gelezen hebben (geheel terzijde: je kunt het hier bestellen).
Wat ik in eerste instantie wilde doen in Herfstdraad, was: een redelijk progressieve man van de linkerkant van het politieke spectrum de rechterkant op duwen en onderzoeken wat daar voor nodig zou zijn. Het boek is een hoop meer geworden dan dat, maar al in een vroeg stadium was dit de opzet: ik neem dat personage alles af wat hem dierbaar is — zijn werk, zijn relatie, zijn huis —, enigszins vergelijkbaar met hoe God alles afneemt van de Bijbelfiguur Job (maar een stuk minder bloederig, ik ben liever dan God).
In het eerste deel van het boek blijkt er bovendien in het stadje waar hij recentelijk naartoe is verhuisd, een organisatie genaamd Het Kruispunt actief te zijn die een dermate intensief ‘woke’ activisme bedrijft, dat de ik-figuur dankzij hen een extra zetje in de rug krijgt om, in het tweede deel van het boek, zijn toevlucht te nemen tot een genootschap genaamd Deftig Rechts, dat uiteindelijk niet bepaald deftig, maar wel extreem rechts blijkt te zijn.
Hoofdstuk 1
Scène 1
Al op de eerste pagina van het boek krijgt de ik-figuur bezoek van een belastingdeurwaarder, binnen een week moet hij 20.000 euro ophoesten. Ik practice hier dus wat ik eerder preachte over beginnen met een moment van verandering: niet een dag als elke andere, maar de dag waarop alles anders wordt. Dat zit ook al in de openingszin: ‘Het leukste nieuwe geluid in mijn leven is dat van de trekbel.’ De ik-verteller is, ontdek je al snel, net verhuisd. En ik hoop met zo’n openingszin dat iedereen die mijn eerdere werk kent, meteen weet: dat leuke geluid zal niet lang leuk blijven. Met je trekbel.
De scène duurt iets meer dan drie pagina’s en het belangrijkste bij het slot ervan, is dat er niet meteen een oplossing komt voor het probleem van de 20.000 euro. Dan stort het verhaal namelijk meteen weer in. Wel beseft de ik-verteller dat hij er niet onderuit komt aan zijn vriendin Liek te vertellen wat er gebeurd is.
De bekentenis levert knallende ruzie op met Liek maar die wordt nauwelijks beschreven: als ik daar een complete scène van had gemaakt, zou dat structureel gezien niet sterk zijn: het is wat je verwacht, het ene volgt op het andere. En ik wilde als tweede scène juist iets ónverwachts.
Het probleem met de Belastingdienst duurt voort tot in het tweede deel van het boek, en als het daar dan eindelijk wordt opgelost, zorgt die oplossing meteen voor een reeks nieuwe problemen. Zo leg je een lijn van spanning aan die, als het goed is (want ik heb het hier dus over eigen werk, en ik kan dat niet objectief beoordelen) een heel boek lang stand houdt. Spanning is niet alleen een whodunit-achtige thriller-suspense. Spanning is ook de doodeenvoudige vraag: hoe gaat het hoofdpersonage dit probleem in godsnaam oplossen? En die spanning kun je hoofdstuk na hoofdstuk rekken door niet een probleem dat je in de ene scène opwerpt, in de volgende scène meteen op te lossen.
Scène 2
In plaats van een vervolg te geven aan het ingezette financiële drama, schakel ik hier over op een nieuwe verhaallijn. Ene Nozizwe van Het Kruispunt belt aan om zich voor te stellen en de ik-figuur en zijn vriendin uit te nodigen voor de eerstvolgende informatieavond van Het Kruispunt. Als Nozizwe weg is, twijfelt de hoofdfiguur: het is vast goed om die bijeenkomst te bezoeken en een beetje te integreren in zijn nieuwe buurt, tegelijkertijd heeft hij geen zin in nieuwe vrienden. De vraag wat dat Kruispunt nu precies behelst en of de ik-figuur er wel of niet heen zal gaan met zijn vriendin, blijft vooralsnog in de lucht hangen.
In dit eerste hoofdstuk wordt dus spanning opgekweekt door twee kwesties te introduceren waarvan de afloop ongewis is: de belastingschuld, Het Kruispunt.
Hoofdstuk 2
Scène 1
De ik-figuur bezoekt een Sociaal Wijkcentrum om hulp te zoeken bij zijn belastingproblemen, maar na een moeizaam gesprek met een hulpverlener — waarin de lezer de aard van de problematiek van de ik-figuur beter leert kennen — wordt hij afgescheept met een telefoonnummer van een ‘bbz case manager’. Er is dus weliswaar een nieuwe stap gezet in de verhaallijn van zijn belastingschuld, maar tot een oplossing is het nog niet gekomen.
Hoe ‘snijd’ je zo’n scène? Ik ben niet begonnen met de weg erheen: ik-figuur verlaat huis, maakt de wandeling naar het wijkcentrum et cetera. Nee, maar ik gooi hem ook niet meteen in het gesprek met de hulpverlener. Ik wilde namelijk laten zien in wat voor omgeving hij terecht is gekomen: de ik-figuur is nog bezig zijn nieuwe woonplaats te ontdekken — net als de lezer eigenlijk, die nog moet worden ingewijd in de wereld waarin dit verhaal zich afspeelt. En dus open ik de scène bij de binnenkomst in het wijkcentrum en de beschrijving daarvan.
De essentie van de scène met de hulpverlener is dat de hoofdfiguur in staat wordt gesteld te vertellen waar zijn financiële problemen vandaan komen. De lezer ontdekt zo ook dat het met zijn schrijfcarrière niet zo lekker gaat. Hoe dat gesprek afloopt is dus minder relevant: geen uitgebreid afscheid, nee, de scène wordt afgekapt zodra alle relevante informatie gegeven is.
Scène 2
De ik-figuur, die al jaren gestopt is met roken, haalt voor het eerst weer een pakje sigaretten. Eenmaal thuis krijgt hij, nog voor hij zijn eerste sigaret kan roken, opnieuw bezoek van Nozizwe van Het Kruispunt. Zij wil weten waarom hij, ondanks haar eerdere verzoek, de meest recente bijeenkomst niet heeft bezocht.
Mijn idee bij het schrijven was om die twee verhaallijnen — Belastingdienst en Kruispunt — meteen stevig neer te zetten voor ik er nieuwe aan zou toevoegen. Dus de afwisseling in scènes is grofweg: hoofdstuk 1: Belastingdienst, Kruispunt, hoofdstuk 2: Belastingdienst, Kruispunt. Hierna heb ik dit patroon losgelaten omdat de twee lijnen volgens mij voldoende geïntroduceerd waren.
Deze scène bevat trouwens een duidelijk conflictmoment. Het bezoek aan Kruispunt-avonden blijkt verplicht. De ik-figuur is tekort geschoten door niet op te komen dagen. Dat geeft, als het goed is, meteen iets onaangenaams aan dat hele Kruispunt. Wat aanvankelijk is gepresenteerd als een gezellige mogelijkheid om buurtgenoten te ontmoeten, blijkt een keiharde verplichting.
Het conflictje tussen Nozizwe en de ik-figuur wordt weliswaar binnen de scène opgelost met de belofte van hem om volgende keer wél te komen, maar een breder conflict blijft hangen: dat Kruispunt is een organisatie met een dwingend karakter. Wat voor dwingends valt er nog meer van ze te verwachten? Dat is zo’n beetje de vraag waarvan ik hoop dat die bij de lezer blijft hangen.
Scène 4
Eindelijk rookt de ik-figuur zijn eerste sigaret sinds jaren, in de tuin. Hij mijmert over het moment dat hij met roken stopte: toen hij zichzelf fysiek zo gezond mogelijk wilde krijgen, met de bedoeling een kind te verwekken. Dit is geen scène die spanning opbouwt, maar een waarin achtergrond verstrekt wordt. Toch vind ik het ook bij zulke passages belangrijk dat de hoofdfiguur niet alleen maar in een abstracte gedachtewereld verzeild raakt.
De taal moet actief zijn, concreet, er moet iets gebeuren in zo’n scène. Dat heb ik geprobeerd door zinnen te schrijven met veel handeling en zintuiglijke indrukken. En eenmaal terug in onze wereld, na zijn dromerijen, is voor de ik-figuur het contrast tussen met de omgeving waarin hij zijn kind verwekte — Sicilië — en het grauwe oord waar hij nu woont, extreem. En in die zin bouwt deze passage nieuwe spanning op: de lezer weet nu dat hij, ondanks zijn enthousiasme over de trekbel, in een omgeving terecht is gekomen waar hij ongelukkig van wordt. Hoe lang kan hij het daar volhouden?
Hoofdstuk 3
Scène 1
Een tweetal politieagenten komt aan de deur bij de ik-figuur om informatie in te winnen over een overval op de snackbar op de hoek van de straat. Heeft de ik-figuur toevallig iets gezien?
Deze scène brengt een aantal nieuwe elementen in werking. Het stadje waar de ik-figuur naartoe verhuisd is, blijkt minder idyllisch dan gedacht, dat ten eerste. Ten tweede: de snackbar zal in de loop van het verhaal nog een aantal malen opduiken en een functie vertolken die in de strijd tussen Het Kruispunt en Deftig Rechts van belang is.
Opnieuw de vraag: hoe begin en eindig je zo’n scène? Het begin kan ik het makkelijkst toelichten: iedereen schrikt van een bezoek-aan-huis door de politie en ik wilde dat gevoel krachtig laten binnenkomen. Dus is er een korte passage vooraf waarin de ik-figuur met zijn dochtertje heel lieflijk en gelukzalig naar het kleurenspel kijkt dat het zonlicht, dat door de glas-in-loodramen schijnt, op de muren tekent. En dan: tring, de bel (de bel, die in veel hoofdstukken van Herfstdraad het begin van een scène of hoofdstuk inluidt).
Na Belastingdienst en Kruispunt is er nu dus een nieuw verhaalelement in stelling gebracht: het stadje waar de ik-figuur met zijn gezin nog maar net naartoe is verhuisd, deugt niet. Er gebeuren dingen die het daglicht niet verdragen.
Merk ook op dat met deze scène geen enkele oplossing wordt aangedragen voor de verhaallijnen rond de Belastingdienst en Het Kruispunt: de spanning van die verhaallijnen blijft dus als het goed is in de lucht hangen en zorgt ervoor dat de lezer verder wil, terug naar die verhaallijnen, maar tegelijkertijd is er aan de spanning iets toegevoegd: het stadje waar alles zich afspeelt, is een duister oord.
Nu ja, dat hoopte ik tenminste, tijdens het schrijven. Nogmaals, dit is niet een betoog om aan te tonen of Herfstdraad al of niet een goed boek is — daar ga ik (helaas) niet over. Ik probeer te laten zien met wat voor verwachtingen ik speel. Wat ik zelf zou willen lezen, als lezer. Wat ik belangrijk vind in een verhaal. En wat niet, en wat dus om die reden weg moet. Want bedenk: ik heb hierboven maar iets meer dan twee hoofdstukken beschreven, en toch is er in het verhaal al van alles voorgevallen en zijn er al aardig wat dagen verstreken. Dat merk je allemaal niet. De dagen waarop niets gebeurt, de dagen waarop het leven gewoon z’n dagelijkse gangetje gaat, die worden allemaal niet beschreven.
Goed, het principe dat ik wilde blootleggen, lijkt me duidelijk. Een scène is een op zichzelf staande passage waarin een klein stukje van het verhaal verteld wordt, maar een scène is óók onderdeel van het verhaal als geheel. In die laatste hoedanigheid heeft de scène als functie spanning op te roepen, de spanning die noodzakelijk is om de lezer de bladzijde te laten omslaan, nieuwsgierig naar de volgende scène.
Zonder dat je goedkope suspense-elementen inbrengt kun je alsnog een strakke spanningsboog opzetten en je kunt dat doen door grotere en kleinere spanningsbogen in gang te zetten, en ze niet meteen in te lossen, maar juist te kiezen voor switchen tussen verhaallijnen, tussen locaties, tussen momenten in de tijd. Een scène begint niet zomaar ergens, maar op een moment dat zinvol is voor het verhaal, en op precies zo’n punt eindig je ook, het punt waarop de vraag ontstaat: hoe moet dit verder?
De komende tijd kom ik ongetwijfeld nog vaker te spreken over hoe ik te werk gegaan ben bij het schrijven van Herfstdraad en eerder werk. Voor nu hoop ik dat deze overwegingen iets duidelijk hebben gemaakt. Voor mensen die het boek lezen en zich afvragen: waarom? Voor mensen die zelf ook schrijven en zich afvragen: waarom, en hoe dan?
Vond je dit essay de moeite waard? Dan kun je bijvoorbeeld:
– je waardering in valuta uitdrukken, via een donatie
– een wervend tekstje op sociale media posten
– deze nieuwsbrief doorsturen naar potentieel geïnteresseerde vrienden
Ik hou hoe dan ook van jullie!
Tot volgende keer,
Jamal Ouariachi