Schrijven met Ouariachi #10: Wat relatietherapie je kan leren over het schrijven van scènes tussen geliefden
Hallo lezers,
De zomervakantie is voorbij — ‘Schrijven met Ouariachi’ is terug. Zoals jullie waarschijnlijk weten ben ik inmiddels ook begonnen met een podcast-versie van deze nieuwsbrief. De pilot-aflevering werd goed beluisterd en daarom heb ik besloten ook nieuwe afleveringen in te spreken en als podcast uit te brengen. De podcast-versie verschijnt een week na de geschreven variant en kun je dus volgende week zondag online verwachten.
Ik wil iedereen bedanken die zich deze zomer op de nieuwsbrief of de podcast heeft geabonneerd, en in het bijzonder de gulle mecenassen die een donatie deden.
Nu niet langer getalmd en door met het nieuwe essay!
Relatietherapie
In interviews is me vaak gevraagd in hoeverre mijn achtergrond als psycholoog heeft bijgedragen aan mijn werk als romanschrijver. Dan antwoord ik meestal zoiets als: die psychologiestudie en de paar jaar dat ik als therapeut werkzaam ben geweest, hebben me alerter gemaakt op de eigenaardigheden van menselijk gedrag, en vooral op wat er allemaal mis kan gaan in menselijke relaties.
Laat ik dat eens wat verder uitwerken.
Tijdens mijn studie liep ik stage bij bijzonder hoogleraar relatie- en gezinstherapie Freddy Lange. Een briljant therapeut en academicus. Als eerstejaars maakte ik voor het eerst met hem en zijn werk kennis tijdens een gastcollege. Lange vertoonde bij die gelegenheid een video van een nagespeelde therapie, met hemzelf als therapeut. De cliënten: een alleenstaande moeder met een ingetogen tienerdochter en een vreselijk druk en vervelend jongetje van een jaar of elf, twaalf: Rudi (gefingeerde naam). Het idee van de moeder was dat de gedragsproblemen van het joch maar eens moesten worden aangepakt. De therapeut kwam tot een ander inzicht: de moeder had geen gezag, het probleem lag bij haar.
Ze krijgt wat opdrachten mee naar huis om te leren anders met Rudi’s gedrag om te gaan, en Rudi krijgt ook een opdracht van de therapeut: ‘Nou kan ik me voorstellen dat jij de komende weken al je best gaat doen om aardiger en gehoorzamer te zijn. Dat zou best begrijpelijk zijn. Maar ik zou je willen vragen dat juist niet te doen. Het zou je moeder namelijk niet helpen, omdat ze er dan nog niet achterkomt hoe ze moet reageren wanneer je in de fout gaat. Eigenlijk zou ik jou, en dat is best een beetje raar, het omgekeerde willen vragen: de komende weken vooral niet minder lastig te zijn dan anders, zodat je moeder de gelegenheid heeft om veel te oefenen.’
Dit bevalt Rudi uiteraard voor geen meter. Hij vindt het maar stom, en bij vervolgsessies blijkt hij zich in de tussenliggende tijd voorbeeldig te hebben gedragen.
Deze interventie, legde Lange aan ons studenten uit, heette een ‘paradoxaal advies’, en het gevolg ervan was, dat Rudi’s gedrag hoe dan ook nuttig was. Gedroeg hij zich goed, dan kwam dat de sfeer in het gezin ten goede. Gedroeg hij zich slecht, dan kon moeder oefenen. En er zat nog een kant aan: een rebels kind dat zich braaf gaat gedragen, is geen rebel meer; een rebels kind dat in opdracht rebels gedraagt, is geen rebel meer maar iemand die braaf de opdracht volgt.
Ik was meteen verkocht: die therapiesessies vormden een verhaal, een spannend verhaal, vol verrassende wendingen, momenten van ontroering — en eerlijk gezegd moest ik ook erg lachen om de onmiskenbare vreemdheid van de menselijke soort waarvan de video zulke mooie illustraties gaf.
Later volgde ik bij Freddy een cursus Relatie- en Gezinstherapie (RGT) en ging ik stage lopen in zijn lab aan de Universiteit van Amsterdam. Dat bestond uit een grote therapieruimte met een aantal camera’s, en een belendende ruimte waar wij als stagiairs de meeste tijd doorbrachten: we zaten achter de bediening op afstand van de camera’s in de therapieruimte als Freddy of een van ons daar bezig was met patiënten (of cliënten) — elke sessie werd gefilmd, uiteraard met toestemming van de patiënten. We analyseerden de sessies, we schreven er verslagen over en zo nog een hele reeks bezigheden.
Niets daarvan kan ik hier delen (beroepsgeheim!) en niets daarvan heb ik ooit in een van mijn boeken gebruikt. Wat ik wel gebruikt heb, is de blik die ik daar ontwikkeld heb op interacties binnen relaties en gezinnen.
Die blik is aan te leren. Tijdens de RGT-cursus gebruikten we Freddy’s boek Gedragsverandering in gezinnen— een klassieker binnen het vakgebied. Een boek dat bovendien zo geschreven is, dat ook de leek ermee uit de voeten kan. En ik kan het iedere beginnende schrijver (en trouwens ook de gevorderde collega’s) aanraden.
Om een tipje van de sluier op te lichten. Hoofdstuk 3 behandelt een aantal basisstrategieën die therapeuten op hun cliënten kunnen overbrengen. Een van die basisstrategieën luidt: ‘toepassen van communicatieregels’. De schrijver die de betreffende pagina’s leest, krijgt als het ware een heel pakket aan pasklare scènes aangereikt.
Basisstrategieën omgekeerd
Een overeenkomst tussen schrijvers en psychologen is dat ze geïnteresseerd zijn in het gedrag en de gedachten en emoties van mensen of personages. Het verschil is dat de psycholoog de problemen van zijn cliënten wil helpen oplossen, terwijl de schrijver er doorgaans baat bij heeft zijn personages juist in de ellende te storten, de problemen te vergroten, te overdrijven. Drama!
Het klinkt wat pervers, maar als ik nu door die reeks communicatieregels blader, zie ik juist de mogelijkheden in het niet toepassen ervan. Laat personages de regels overtreden, en je krijgt onmiddellijk conflictstof, je krijgt wrange dialogen die de tragiek tonen van mensen die van elkaar houden maar elkaar niet begrijpen.
Ik som die regels nu op en zal er daarna een paar toelichten ter illustratie.
Uit kritiek op positieve wijze en stop met verwijten. Wees concreet en vermijd vaagheid. Maak geen misbruik van een foutje in het betoog van de ander. Misbruik het verleden niet. Laat de omdraaitruc achterwege. Stel geen vragen die beweringen zijn; de waarom-vraag. Vermijd verhullend taalgebruik. Spreek voor jezelf en verschuil je niet achter de ander. Doe niet alsof je de gedachten van de ander beter kent dan diegene zelf. Weg met negatieve etiketten. Vermijd de woorden ‘altijd’ en ‘nooit’. Poneer een mening niet als een feit. Je mag best in de rede vallen mits… Wacht op het goede moment. Excuses maken is een kracht, geen zwaktebod. Gebruik humor niet als wapen. Vermijd ‘the incomplete transaction’.
Een aantal communicatieregels uitgewerkt
Wees concreet en vermijd vaagheid.
Lange schrijft over het denkbeeldige echtpaar Marie en Gijs: ‘Stel dat Marie heel eerlijk tegen Gijs zegt dat zij behoefte heeft aan meer affectie en aandacht. De kans bestaat dan dat Gijs daar positief op reageert. Maar weet Gijs wel wat Marie onder aandacht verstaat? Weet hij wat er van hem wordt verlangd?’
De omkering van het advies biedt prachtig materiaal voor de fictieschrijver. Neem dat aandachtvoorbeeld. Gijs kan bij ‘aandacht en affectie’ zo zijn eigen ideeën hebben en en denken dat het afdoende is om wekelijks met een plichtmatig bloemetje aan te komen zetten, maar dat is misschien niet waar Marie naar verlangt.
Misverstanden, kortom, door vage taal. Een rijke bron van conflict — en voor de humoristische schrijver: een uitstekend begin van een reeks komische scènes.
Vermijd breedsprakigheid
Lange schrijft: ‘Al zeg je het nog zo concreet, wanneer je eindeloze monologen houdt krijgt je partner of een andere dierbare eerder een gevoel van hopeloosheid dan de neiging serieus op je gevoelens in te gaan.’
Dat gevoel van hopeloosheid zie ik meteen voor me. Iemand lult je de oren van de kop en alle lust om te reageren vergaat je.
Het mooie aan een eigenschap als breedsprakigheid is dat je die als schrijver niet alleen in woorden maar ook in typografie voelbaar kunt maken. Stel je een pagina voor met een lange alinea aan monoloog van personage A. Vervolgens probeert personage B in te breken: ‘Sorry, maar ik —’ en onmiddellijk walst A daar weer overheen met opnieuw een lange monoloog.
Je hoeft dan als schrijver ook geen uitleggerige zinnetjes meer te noteren als ‘A was nogal breedsprakig’: dat blijkt klip en klaar uit de tekst.
Het is wel zaak om breedsprakigheid van een personage met mate in te zetten: je wil de lezer niet kwijtraken zoals het breedsprakige personage zijn geliefde kwijtraakt.
Maak geen misbruik van een foutje in het betoog van de ander.
Lange geeft een voorbeeld van een geschilpunt bij een echtpaar, waarover de man zegt: ‘Maar zo heb ik het helemaal niet gezegd.’ Gevolg is dat het gesprek dáárover gaat en niet over het werkelijke geschilpunt.
‘Zo heb ik dat niet gezegd,’ is een fantastisch zinnetje. In de discussie die volgt over hoe iets dan wel gezegd is, kun je als schrijver aan de lezer tonen: deze mensen gaan volledig langs het inhoudelijke punt heen, ze zijn totaal niet in staat de essentie van hun problematiek te raken.
Vermijd verhullend taalgebruik
Met de omkering van dit advies kun je enorm veel over het karakter van je personages laten zien. Lange voert een echtpaar op waarvan de man nogal bang is voor de vrouw. Tijdens een sessie uit zij een paar extreme ideeën over de opvoeding van hun kinderen en de therapeut vraagt naar de visie van de man. Zijn antwoord, hakkelend: ‘Ik denk dat ik vind dat dit misschien wat zwaar is.’
Ik denk dat ik vind — dat is geweldig verhullend taalgebruik.
Ook het woord ‘misschien’ is in dit verband veelzeggend. Stel je iemand voor die tegen haar geliefde zegt: ‘Misschien denk ik eigenlijk wel dat je helemaal niet bij me wilt zijn.’ Wat zeggen al die ontwijkende, voorzichtige woorden over het karakter van deze vrouw en over de aard van de relatie die ze heeft?
Een fantastisch voorbeeld is ook het gebruik van woorden als ‘iemand’, ‘men’ of ‘de ander’ wanneer heel duidelijk die ene specifieke persoon bedoeld wordt. De eerder aangehaalde Marie (van Gijs) zegt bijvoorbeeld: ‘Als iemand meteen begint te schreeuwen, valt er niets meer te zeggen.’
Lange schrijft: ‘Dit soort taalgebruik komt vaak voor als de rancune en wrok zo groot zijn, dat men die ander niet eens als persoon wenst aan te duiden.’
Opnieuw wordt hier met één simpel woord — iemand — een complete tragedie geschetst. Het is trouwens ook sarcastisch en passief-agressief om op zo’n manier over je geliefde te praten. En die veelheid aan interpretaties maakt dat zulke vage taal bijzonder goed bruikbaar is voor literair werk.
Doe niet alsof je de gedachten van de ander beter kent dan diegene zelf
Hier geeft Lange een voorbeeld uit het boek The Mirages of Marriage (1968) van de Amerikaanse schrijver William Lederer en psychiater Don Jackson:
Zij geven het voorbeeld van Sam die bij zijn thuiskomst van zijn vrouw Sue te horen krijgt: ‘Oh schat, je ziet er zo moe uit.’ Sam voelt zich wat kwetsbaar, gaat zitten en laat zich een drankje inschenken. ‘Schat, je bent ergens boos over,’ gaat Sue verder. ‘Ja, dat ben je,’ vervolgt ze voordat Sam gelegenheid heeft te antwoorden. ‘Nee Sue, ik ben alleen maar een beetje moe.’ Sam’s stem wordt wat geïrriteerd. ‘Oké, ik zeg er niks meer van, maar waarom mag ik je niet een beetje helpen?’ ‘Ik heb verdomme geen hulp nodig, ik wil alleen een beetje ontspannen, is dat te veel gevraagd?’ ‘Zie je wel dat je kwaad bent. Je bent gemeen en ik heb er genoeg van.’ Sue vlucht naar de keuken, slaat met deksels en Sam begint een ongemakkelijk gevoel in zijn maag te krijgen.
Dit is een scène waar je eigenlijk niets meer aan hoeft te doen. Schrijf er een variatie op en je hebt het begin van een verhaal over de teloorgang van een huwelijk.
Vermijd de woorden ‘altijd’ en ‘nooit’
Een woord als ‘altijd’ kan verlammend werken, wanneer je bijvoorbeeld iemand verwijt: ‘Jij geeft altijd meteen een grote mond.’ Want als die ander dat toch altijd doet, wat valt er dan te veranderen? Bovendien: het is een woord dat uitnodigt tot discussie — ‘heus niet altijd’ — en voor je het weet zitten twee geliefden dan over altijd of soms of hoe vaak dan te praten en niet over de inhoud van wat er gezegd is.
Het doet me denken aan een passage uit mijn roman Herfstdraad, waarin een ruzie tussen het hoofdpersonage en zijn geliefde uiteindelijk uitloopt in een reeks onaffe zinnetjes, waarvan iedereen wel zo’n beetje kan invullen wat er gezegd wordt — omdat de inhoud er niet toe doet. Je ziet meteen dat het de vorm is die zo destructief is.
Het is alleen maar JOUW…
Ja, maar JIJ zit altijd…
…hoe het voor MIJ is?
Jezus, waarom doe je nou WEER alsof het…
…altijd weer voor JOU…
Sorry hoor, maar als JIJ…
IK had zin in dit etentje en nu heb JIJ het…
…GA je weer met je…
Ja maar, SCHA-HAT, waarom…
…gewoon NIET waarom je elke keer…
Maar wat IK wil is dat…
…doe je ineens alsof het MIJN…
WEL. Dat is gewoon WEL zo.
NEE. NIET.
Wat ben JIJ een…
Overigens moet ik toegeven dat ik deze conversatie niet verzonnen heb. Ik zat eens buiten op een mooie zomeravond en hoorde de buren ruziën. Ik kon ze niet zien en ving alleen wat flarden op, maar wel precies die gedeeltes die met grote nadruk werden uitgesproken (oké, geschreeuwd). Ik wist meteen dat het verstandig was een pen te pakken en een tijdje mee te schrijven. Mijn vredige zomeravond was toch al verpest, ik kon er maar beter iets zinnigs van proberen te maken.
Dramatische ironie
Samengevat: als je personages een of meer van deze communicatieregels laat overtreden heb je meteen conflict. En het interessante is dat het conflict dan niet alleen meer in de inhoud zit, maar ook in de manier waarop die inhoud besproken wordt. Dat kan voor mooie ‘dramatische ironie’ zorgen: de lezer ziet wat er fout gaat en wil de personages toeschreeuwen: ‘Doe dat nou niet!’ maar de ruziemakers zitten zo verstrikt in hun eigen gelijk, dat ze de ene fout na de andere blijven maken.
Ik weet niet of je die lijst van Freddy Lange als receptenboek moet gebruiken. Volgens mij is het goed die lijst uit je hoofd te leren en er vervolgens in het dagelijks leven op te letten. Hoe vaker je communicatiefouten in de werkelijkheid opmerkt, hoe meer je ze internaliseert, en als dan het moment komt om een conflict tussen twee personages te beschrijven, dienen dit soort communicatiefouten zich bijna als vanzelf aan. Althans, zo werkt het inmiddels bij mij.
De lijst is verre van volledig. Mensen zijn buitengewoon creatief in het op rampzalige wijze omgaan met conflicten.
Overigens is het niet per se nodig je op deze manier te verdiepen in de structuur van communicatieproblemen. Er zijn heel wat schrijvers die géén achtergrond als psycholoog hebben maar die beschikken over een opmerkingsvermogen dat ze alsnog in staat stelt op een indringende, geloofwaardige manier over conflicten te schrijven.
Literatuur gaat vrijwel altijd over relaties — liefdesrelaties, ouder-kindrelaties, vriendschappen, werkrelaties, politieke relaties — en daarmee ook altijd over het evenwicht tussen jezelf zijn en sociaal zijn. Om in een sociale relatie met anderen te kunnen functioneren, moet je hier en daar inbinden, soms gewoon eens je mond houden, je schouders ophalen, toegeeflijk zijn, misschien wel: veranderen. En tegelijkertijd is het ongezond jezelf geheel weg te gummen, zoals het ook ongezond is om helemaal jezelf te zijn, wat de geluksgoeroes van onze tijd zo graag aanprijzen. Lekker jezelf zijn.
Jezelf zijn betekent naar mijn idee vooral: de essentie van jezelf in stand houden. Dan moet je dus eerst ontdekken wat die essentie is. En vervolgens ontdekken waar de randen ervan zich bevinden, of het rafelranden zijn, schemergebieden of juist harde grenzen. En vervolgens verkennen wat dan het niet-essentiële is.
Dat project is nooit klaar en dus zullen mensen altijd in conflict blijven komen met anderen — en dat geldt net zo goed voor personages. Ze beelden de conflicten uit — al dan niet in verhevigde vorm — waar wij zelf ook mee te maken krijgen. We leven met ze mee of we verachten ze. We houden van ze of we haten ze. Maar wat ook de aard is van onze verhouding als lezers tot personages: in de beste verhalen en romans zijn we door ze gefascineerd. Omdat we op ze lijken of omdat we zo anders zijn. Een lezer is vaak ook in conflict met wat hij leest.
******
Vond je dit essay de moeite waard? Dan kun je bijvoorbeeld:
– je waardering in valuta uitdrukken, via een donatie
– een wervend tekstje op sociale media posten
– deze nieuwsbrief doorsturen naar potentieel geïnteresseerde vrienden
Ik hou hoe dan ook van jullie!
En tot slot: heb je vragen over de essays? Zijn er onderwerpen die je graag eens aan de orde zou zien komen? Zijn er concrete problemen waar je zelf mee kampt bij het schrijven? Laat het me weten en ik kom er in een van de volgende essays op terug.
Tot over twee weken!
Jamal Ouariachi
(PS: heb jij mijn jongste roman Herfstdraad al gelezen? Bestel hier je exemplaar, of doe er eentje cadeau!)