Ode aan Singel 262
(Zoals voorgedragen in VPRO’s Nooit Meer Slapen, 5 december 2014, vanaf 0:28.)
De pelgrim van de letterkunde heeft het heiligdom bereikt. Vele tempels uit de loopbaan van de mensheid zijn ruïnes geworden: op deze plek staan tenminste nog de muren overeind, maar binnen is het leeg. De priesters zijn gevlucht. In de verlaten gangen en zalen waren geesten rond. Er ruisen stemmen in het donker, zware stemmen, lichte stemmen, hilarische en filosofische. Als je goed luistert, hoor je het zachte schuifelen over het marmer van timide debutantenvoeten. In een kamer met uitzicht op de gracht klinkt het gulzig krassen van een vulpen onderaan een boekcontract. Een manuscript ploft hoopvol op een deurmat.
Verderop, in de zaal met de gebroken spiegels, klinkt gekakel en gelach van de genodigden die op eindeloos veel presentaties eindeloos veel eerste exemplaren van hand tot hand zagen gaan. Kraamvrouwen, hun handen besmeurd met rode inkt, tonen de nieuwe zuigelingen aan het publiek. Een mitrailleus geratel van champagnekurken stijgt op. Maar zodra de pelgrim zijn blik scherp stelt en zijn oren spitst, verdwijnen de beelden en geluiden.
Waar zijn ze heen, die priesters van weleer?
Verbannen door heidenen, die meenden dat je gedachten in biljetten kunt vangen. Hun leiders, Winst, Poen en Geld, onderwierpen de heilige boeken aan economische analyses. Hoeveel kost een personage? Hoeveel lidwoorden moet je verzamelen om tot een euro te komen?
Weemoedig verlaat de pelgrim het spookhuis. De priesters vonden een nieuw heenkomen, maar in deze verlaten tempel, van waaruit de verbeelding de werkelijkheid vergrootte, zullen altijd schimmen blijven zweven, en klinken eeuwig de echo’s van miljoenen boekpagina’s. Producten gaan kapot, maar gedachten zijn onsterfelijk.