Taboe
(column in Trouw, vrijdag 6 januari 2017)
Geluk is hot. Paul Witteman is er wekenlang mee bezig geweest in zijn programma ‘Witteman ontdekt: het geluk’. En bij het RTL Nieuws is het deze week ‘Geluksweek’. Een vraag die daarbij telkens opduikt is hoe het toch kan dat de ‘geluksindustrie’ zo omvangrijk is, terwijl Nederland zevende staat op de VN-ranglijst van gelukkigste landen.
Waarom zoeken we naar geluk als we al gelukkig zijn?
Die vraag impliceert dat gelukszoekers representatief zijn voor de gehele bevolking. Dat is net zo min waar als dat alle Nederlanders boze burgers zijn. Slechts een deel van de burgers is boos. En omdat die het hardst schreeuwen en op Twitter doodsbedreigingen rondstrooien, zijn we geneigd te denken dat iederéén boos is.
Maar de meeste mensen schreeuwen niet. De meeste mensen behoren tot de beruchte ‘zwijgende meerderheid’. Die meerderheid vindt het gewoon wel best hoe het gaat.
Misschien geldt dat ook voor de politiek van het geluk. Je hoort vaak dat het taboe op ziektes als depressie en burn-out doorbroken moet worden, maar het gaat in de media zo veel en zo vaak over depressie en andere mentale stoornissen, dat het eerder een taboe is geworden om te beweren dat je nog nooit van je leven een depressie hebt gehad. Ik heb nog nooit van mijn leven een depressie gehad.
Sterker nog, over het algemeen ben ik een gelukkig mens. Misschien is dat ook wel een taboe, zeker voor een kunstenaar. Kunstenaars horen te lijden, maar ik doe niet aan romantische clichés. Ik ben gewoon gelukkig. En ik weet zeker dat er heel veel gelukkige Nederlanders zijn. De cijfers van de Verenigde Naties geven me gelijk.
Wat moeten we met die informatie? Nou, niets juist. If it ain’t broke, don’t fix it.
Maar laten we bij de diagnose van onze maatschappelijke gesteldheid wél altijd blijven bedenken dat het in hoofdzaak goed gaat. De meeste mensen in Nederland leven bóven de armoedegrens, hebben wél te eten, kunnen wél hun hypotheek betalen. De ontploffende moslims vliegen ons niet dagelijks om de oren. De meeste mensen in Nederland hebben wél een partner, zitten niet in therapie.
De boze burger zal dat misschien wegkijken noemen, maar weet u, dat is de boze burger maar. Het is geen wegkijken, maar relativeren. En van relativeren ga je wat nuchterder nadenken, waardoor je beter in staat bent de problemen die er wel zijn, op te lossen.
En misschien moeten we die boze burger ondertussen lekker boos laten zijn. Want het zou bijvoorbeeld best eens kunnen dat de lui die via Twitter politici en columnisten met de dood bedreigen, in het echte leven hun kinderen minder slaan. Omdat ze hun agressie al kwijt zijn.
Misschien moet ik dáár eens een zelfhulpboek over gaan schrijven. Een titel heb ik al: Ik weet waar je woont, lul. Een gelukkiger gezinsleven in twintig dreigtweets.