Jaar 1 (#19)
Woensdag 19 april 2017
Onze collectie babyboeken blijkt hoofdzakelijk een prenataal karakter te hebben: tijdens de zwangerschap hebben F en ik onze in de buik verstopte vrucht van week tot week kunnen volgen in haar ontwikkeling, maar sinds ze geboren is en wij haar kunnen zien, is er minder materiaal beschikbaar in huis. Online ga ik op zoek naar bruikbare opvoedboeken.
F heeft van vriendinnen gehoord dat, ondanks de afgrijselijke titel, het boek Buskruit met muisjes niet onaardig is. Ik lees de tekst op de achterflap en wil mezelf ter plekke van kant maken. ‘Met een lichaam vol hormonen, kraamtranen van geluk, enorme borsten en eventueel bevallingsleed, kun je best wat tips en tricks gebruiken. Je moeder is het waarschijnlijk allemaal allang vergeten en je zus of beste vriendin durft misschien geen ongevraagd advies te geven. […] En je partner? Ja, niet om het een of ander, maar die zit er toch niet op te wachten om een boek te lezen over bevallingen, baby’s en hormonen? Voor hem staat alleen het broodnodige in blauwe kaders, zodat hij niet helemaal onvoorbereid zal zijn.’
Deze attitude van veel Nederlandse wijven. Dat kwebbelige parttime-geleuter. Er van tevoren alvast vanuit gaan dat mannen hopeloze imbecielen zijn die niks met baby’s en opvoeding te maken willen hebben. Rááázend word ik ervan. Vrouwen die dit soort stront schrijven accepteren dus gewoon dat er nooit iets verandert in de verhouding tussen de seksen, en via dat gezellige Prénatal-toontje proberen ze anderen te infecteren met die zieke overtuiging.
Dit boek ga ik dus nóóit kopen en wie het mij cadeau doet, mag het einde van de vriendschap alvast incalculeren.
Ik bekijk nog een paar opvoedboeken, allemaal hetzelfde geneuzel.
Ergens in een kist op mijn werkkamer ligt nog het leerboek kinderpsychologie dat ik tijdens mijn propedeuse gebruikte. Nogal een droge opsomming van wetenschappelijk onderzoek, voor zover ik me herinner, maar alles beter dan de tot suïcide motiverende gezelligheid van de opvoedboeken voor consumenten.