Jaar 1 (#20)
Donderdag 20 april 2017
Toetsbare hypothesen, daar moet ik naar op zoek. Wat kan ik weten van J’s bewustzijn? Laat ik beginnen met dat wat ik kan zien: gedrag. Twee dagen terug had ik het over Thomas Nagel en zijn essay ‘What Is It Like To Be a Bat?’ Hij sluit dat af met een mooie metafoor om te illustreren dat we nog niet over de kennis beschikken om te begrijpen hoe het fysieke lichaam en brein kunnen leiden tot de subjectieve ervaring van bewustzijn. Hij beschrijft daartoe iemand die geen enkele kennis heeft over metamorfose en die nietsvermoedend een rups in een afgesloten doosje stopt. Weken later maakt hij het doosje open en treft een vlinder aan. Rara hoe kan dat? Diegene kan daar allerlei theorieën over vormen (zomaar een verkeerde gok: er zat een parasiet in de rups, die de rups heeft opgegeten en die vervolgens zelf is uitgegroeid tot de vlinder!). Maar hoe het kan: geen idee.
Als ik ook maar in de buurt wil komen van de miniemste gegevens over J’s bewustzijn, dan moet ik observeren. Beginnen met de feiten. Het nadenken komt later. Kijken – naar haar – en lezen – over het menselijk bewustzijn -, dat is voorlopig mijn taak.
Op het eerste oog lijkt ze nog niet te leren op de Pavlov-wijze (klassieke conditionering), noch op de wijze zoals beschreven door Thorndike en Skinner (operante conditionering). De geluiden van het klaarmaken van een fles (Pavlov) stellen haar althans niet gerust, ze blijft driftig huilen tot ze de speen van de fles tussen haar lippen heeft – dan pas wordt ze stil, onmiddellijk. En ik kan haar nog geen kunstjes leren (Skinner).
Wat leert ze wel? Rustig te worden van een stem, heel soms, als ik er zelf heel erg van overtuigd ben dat alles in orde is, zo heb ik de indruk. Misschien is die indruk vals. Ze lijkt ook wat kalmer tijdens het verschonen, het aankleden. Alsof ze inmiddels wel weet dat ze daar niet bang voor hoeft te zijn.
Toch iets geleerd.