DE NEERGANG VAN DE NEDERLANDSE BOB GELDOF
Jamal Ouariachi peilt de maatschappelijke temperatuur van Nederland in zijn nieuwe roman, Een honger. Tegelijk laat hij de spierballen rollen.
De auteur: schrijver met Nederlandse en Marokkaanse roots, debuteerde in 2010 en brak in 2013 door met de roman Vertedering.
Het boek: weldoener die wegens pedofilie in de gevangenis zat, laat zijn biografie schrijven door zijn ex.
Ons oordeel: niet te missen.
****
Contact met je ex is zelden prettig, maar voor Aurélie Lindeboom ligt het nog ietsje lastiger. Een toevalligheid brengt haar weer in contact met Alexander Laszlo, op wie ze tien jaar eerder reddeloos verliefd was. De man die, na dertien gelukkige maanden met haar, de gevangenis in ging op beschuldiging van kindermisbruik.
Het blijft niet bij één toevallig contact. Aurélie, intussen journaliste geworden, krijgt van Laszlo het verzoek om zijn verhaal op te schrijven. Een biografie moet het worden, mét passages over pedofilie.
Een honger is geïnspireerd door het leven van D. Carleton Gajdusek. Deze arts, net als Laszlo zoon van Oost-Europese immigranten, kreeg een Nobelprijs voor zijn onderzoek naar de ziekte ‘kuru’. Tijdens zijn werk in ontwikkelingslanden besloot hij enkele kinderen mee naar huis te nemen, waar ze een goede opleiding zouden genieten. In 1996 werd hij door een van die kinderen beschuldigd van seksueel misbruik; hij kreeg een celstraf.
Spiegelpaleis
Laszlo is geen arts, maar hij heeft wel hetzelfde onzalige idee als Gajdusek. In het kader van zijn project ‘Future Leaders of Ethiopia’ adopteert hij een tiental kinderen en voedt ze zelf op, in Amsterdam. Het idee is dat ze ooit terugkeren naar hun land om daar orde op zaken te stellen.
Of Laszlo een van die kinderen misbruikte, komt Aurélie nooit met zekerheid te weten. De neergang van Laszlo, ooit ‘de Nederlandse Bob Geldof’, een charismatische man die ‘als een goed ingewerkte curator [bewoog] door het vaudevilleachtige magazijn dat zijn denkwereld was, waarbij hij her en der snuisterijen tevoorschijn plukte om aan de ademloze bezoeker te tonen’ – die neergang raakt haar voldoende om in te gaan op Laszlo’s verzoek: ze zal zijn verhaal schrijven.
Dat creëert een interessant vertelperspectief. De eerste keer dat Laszlo het woord neemt, om het te hebben over zijn kindertijd, weten we nog niet dat eigenlijk Aurélie aan het woord is: de Laszlo-hoofdstukken zijn Aurélies teksten, gebaseerd op haar interviews met Laszlo. Er zit dus flink wat ruis op de feiten: ten eerste is Laszlo’s geheugen niet altijd te vertrouwen en ten tweede doet Aurélie haar best om Laszlo in haar boek sympathieker te maken dan hij is.
Dit is slechts het eerste moment waarop Ouariachi toont dat zijn boek ook ‘technisch’ een hoogvlieger gaat worden. Het verhaal waaiert uit, de onderwerpen vermenigvuldigen zich en Ouariachi vond blijkbaar dat de stijl gelijke tred moest houden. Halverwege de roman begint de stijl te muteren. Opeens schakelt Ouariachi over op het taaleigen van Remco Campert, het door merknamen gedomineerde proza van Bret Easton Ellis, metaproza waarin de auteur sarcastisch commentaar levert bij zijn eigen teksten, enzovoort.
Die persiflages zijn altijd kort. Ouariachi weet zijn momenten te kiezen én te doseren, zodat dit stilistische spierballengerol de boel niet overneemt. Een honger ‘bevat’ verscheidene maatschappelijke debatten: het voelt juist om dat in een weelde aan stemmen te doen.
Onvrijheid
Wat Ouariachi eigenlijk doet, is het beschrijven van de temperatuurdaling in onze maatschappij, tussen de jaren 80 en heden. Onder lichte druk van de politiek-correctheid toonden we onze betrokkenheid met de wereld door geld te schenken aan mensen in nood, duizenden kilometers van ons verwijderd, en we zongen ‘Do they know it’s Christmas time’. Vandaag is de deur gesloten: de buitenwereld is veranderd in één grote bedreiging en onze betrokkenheid verminderd.
Vandaar dat het zinnetje ‘Hier is de wereld’ enkele keren terugkeert in de loop van de roman. ‘Hier is de wereld’, zegt Aurélies man, en later ook Laszlo, als ze vinden dat Aurélie meer aandacht geeft aan haar smartphone dan aan hen. ‘Hier is de wereld’, zegt de ontwikkelingswerker die een werkloze Laszlo introduceert in zijn wereld. En ‘hier is de wereld’, denkt Aurélie in 2003: niet wat er in Irak staat te gebeuren heeft haar aandacht, maar haar liefde voor Laszlo. De wereld, kortom, is zo groot als we hem zelf maken: het kan een telefoon vol weetjes zijn, of een hele planeet.
Ouariachi toont die ‘temperatuurdaling’ vooral in de figuur van Aurélie. Als jonge vrouw trok ze onverschrokken de wereld in; als jonge moeder loopt ze over van angsten. Vroeger interesseerde het lot van de Ethiopiërs haar, vandaag kan ze zich niet eens aantrekken wat er precies gebeurt met hun psychisch gestoorde buurman, zolang hij maar niet gevaarlijk wordt.
Het is een van de vele pregnante vragen die de roman stelt: wanneer is het juist om te helpen en waar gaat hulp te ver? Het ‘Future Leaders’-idee van Laszlo is duidelijk een te extreme ingreep, Aurélies afstandelijkheid het andere uiterste. Gelukkig komt daar aan het einde van de roman verandering in.
Dat ik me die finale verandering echt aantrok, is het bewijs dat Ouariachi tot meer in staat is dan debatteren en persifleren: Een honger is het werk van een rasverteller en alweer een flinke stap vooruit ten opzichte van Ouariachi’s vorige werk. Niet te missen.
JAMAL OUARIACHI
Een honger.
Querido, 588 blz., 19,99 € (e-boek 12,99 €).
(Bron: De Standaard, 29 mei 2015)